Kamsalamander in Transitie Nationaal Park De Meinweg
Informatie laatst gewijzigd op 09-12-2023
In heel Europa komen Kamsalamanders voor, maar in vrijwel alle landen gaat de soort achteruit. Het is in Nederland de grootste watersalamander. Tijdens de paartijd hebben de mannetjes een hoge getande staartkam. Verder zijn er witte spikkels op de flanken van zijn lichaam, wat hem onderscheid van de Italiaanse kamsalamander, die een exoot is.
Kamsalamanders houden van poelen met matig voedselrijk tot voedselrijk en stilstaand water, met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Er worden echter ook Kamsalamanders gevonden in beschaduwde bospoelen. Een geschikte poel ligt gedeeltelijk in de schaduw maar wordt ook door de zon beschenen en er staat over het algemeen jaarrond water in. Toch is het goed wanneer de poel om de zoveel jaar droogvalt, zodat eventuele aanwezige vissen en kreeften doodgaan. Kamsalamanders verlaten eind juni het water en overwinteren op het land in bosjes en struwelen. Een metapopulatie is belangrijk, dus binnen de 400 meter moeten aan meerdere kanten voortplantingswateren aanwezig zijn. Ze verspreiden zich beter in vochtige omgevingen.
Een stressfactor van de soort is dat de connectiviteit van veel gebieden achteruitgaat. Een andere stressfactor is optiek in de zin van verkeersslachtoffers. Veel baggeren en schonen is schadelijk want dit tast de onderwatervegetatie aan (optiek). Verder is eutrofiëring schadelijk voor de soort, omdat de onderwatervegetatie dan achteruit gaat. Ook verzuring van het water kan een probleem zijn, doordat het water te zuur wordt voor de soort.
[Bronnen:
Methodiek achter een gidssoort
De biodiversiteitstresstest is een modelbenadering op basis van algemeen beschikbare data en geeft een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid weer aan de hand van gidssoorten. Gidssoorten zijn kenmerkende diersoorten omdat hun aan- of afwezigheid inzicht geeft in de kwaliteit van het leefgebied, het type leefgebied en andere meer algemene diersoorten die daarin voorkomen. Iedere gidssoort reageert anders op negatieve effecten op hun leefgebied: zogenaamde stressfactoren. De gebruikte stressfactoren zijn lichtintensiteit, geluidsintensiteit, gevoelheid voor beweging (optiek), bodemdroogte en versnippering van leefgebied (connectiviteit).
Op basis van literatuurstudie en kennis van experts zijn de reacties van de gidssoorten op deze stressfactoren gewaardeerd in een GIS-model. De combinatie tussen daadwerkelijke waarnemingen van de gidssoort, aanwezigheid van terreintypen en effecten van de stressfactoren resulteren in een kaartbeeld van geschikt, of minder geschikt leefgebied.
Door de relatie te leggen tussen gidssoorten, algemeen voorkomende soorten en mogelijke maatregelen ziet u wat u zelf kunt doen om het leefgebied te verbeteren.
Werken aan de leefomgeving heeft ook invloed op andere soorten
Andere flora en fauna heeft vaak soortgelijke eisen aan de leefomgeving. Werken aan de leefomgeving heeft daardoor ook een positief effect op andere soorten.