Bittervoorn in Transitie Nationaal Park De Meinweg
Informatie laatst gewijzigd op 26-02-2021
De Bittervoorn komt voor in schoon stilstaand of langzaam stromend water. De vis is een karperachtige. Hij is 5-6 cm groot en is zijdelings afgeplat. Ze zijn bedekt met grove schubben en een klein onderstandig bekje.
Het is een algemene soort die toeneemt in Nederland. Voor de voortplanting heeft de Bittervoorn Zoetwatermosselen nodig (Schildersmossel en Zwanenmossel).
Het leefgebied van de Bittervoorn bestaat uit plantrijke oevers van rivieren, poldersloten en benedenlopen van riviertjes en beken.
De soort ondervindt geen last van geluids- of lichtvervuiling en heeft ook geen last van wegen. De soort is wel gevoelig voor eutrofiëring (voedselrijker worden) van het water, waardoor waterplanten afnemen. Verder is de soort gevoelig voor te veel baggeren en schonen van de watergangen (optiek), omdat dan de mossels afnemen. Verstoring van het leefmilieu tijdens de voortplanting en winterrustperiode is ook schadelijk.
(Bronnen: Bij12) [RAVON soortinfo LINK-1 ]
Methodiek achter een gidssoort
De biodiversiteitstresstest is een modelbenadering op basis van algemeen beschikbare data en geeft een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid weer aan de hand van gidssoorten. Gidssoorten zijn kenmerkende diersoorten omdat hun aan- of afwezigheid inzicht geeft in de kwaliteit van het leefgebied, het type leefgebied en andere meer algemene diersoorten die daarin voorkomen. Iedere gidssoort reageert anders op negatieve effecten op hun leefgebied: zogenaamde stressfactoren. De gebruikte stressfactoren zijn lichtintensiteit, geluidsintensiteit, gevoelheid voor beweging (optiek), bodemdroogte en versnippering van leefgebied (connectiviteit).
Op basis van literatuurstudie en kennis van experts zijn de reacties van de gidssoorten op deze stressfactoren gewaardeerd in een GIS-model. De combinatie tussen daadwerkelijke waarnemingen van de gidssoort, aanwezigheid van terreintypen en effecten van de stressfactoren resulteren in een kaartbeeld van geschikt, of minder geschikt leefgebied.
Door de relatie te leggen tussen gidssoorten, algemeen voorkomende soorten en mogelijke maatregelen ziet u wat u zelf kunt doen om het leefgebied te verbeteren.
Werken aan de leefomgeving heeft ook invloed op andere soorten
Andere flora en fauna heeft vaak soortgelijke eisen aan de leefomgeving. Werken aan de leefomgeving heeft daardoor ook een positief effect op andere soorten.
Zwanenmossel | Schildersmossel |