Landgebonden

Bossen aanplanten

Heeft uw gemeente een open landschap met een lage biodiversiteit? Dan is het mogelijk deze biodiversiteit te verhogen door een bos aan te planten. Een bos heeft vele voordelen, waaronder het tegengaan van klimaatverandering, het bufferen van water en het verhogen van de soortenrijkdom. Een bos draagt bij aan het verbeteren van de biodiversiteit door een grote hoeveelheid verschillende habitats te bieden. Zo bestaat een bos uit een mos, planten-, struiken- en bomenlaag, ieder met zijn eigen habitat en bijbehorende soorten.

Diersoorten zoals de Das en Gewone dwergvleermuis hebben hier profijt van en kunnen hier gaan toenemen.

Beleidsvelden

Duurzaamheid
Klimaat
Water
Biodiversiteit
Volksgezondheid
Landbouw en Natuur
Nationale bijenstrategie
Vergroening Europees Landbouwbeleid

Algemene soorten

Dieren:Ree, mol, vos, slakken, kikkers, eekhoorn, egel, muizen, franjestaart, gewone grootoorvleermuis, kever, laatvlieger.
Planten:Zomereik, beuk, ruwe berk, esdoorn, linde, haagbeuk, es, zwarte els, hazelaar, wilg.

Leefgebied

N03.01, Oever - slootkant, Greppel - droge sloot, Waterloop

1091, 1092, 1093, 1097, Watervlakte

1101, 1103, L01.15, L01.01, Struiken,

N14.01, N14.02, N14.03, N15.01, N15.02, Loofbos, Gemengd bos, Naaldbos

Aandachtspunten

Een bos met een gevarieerde verticale structuur bestaat uit een mos-, kruid-, struik- en boomlaag. In een biodivers bos staan bomen van verschillende afmetingen, leeftijden en soorten. Hierdoor is er veel plek voor verschillende dieren (voedsel, schuilplaats, nestbouw) en planten. Tevens is er minder kans op ziekten, plagen, uitbraak van branden en ernstige stormschade. De belevingswaarde voor mensen is ook groter. Ook moet er gezorgd worden voor open plekken in het bos; deze zorgen voor lichte plekken in het bos, waar dieren en planten van profiteren. [2]. Aan de zuid-, west- en oostzijde is idealiter een bosrand van minimaal 15 meter breed aanwezig, waar ook plek gelaten wordt voor een mantel-(struiken) en zoombegroeiing (hoge kruiden). In een bos hebben we twee soorten dood hout. We hebben dood staand hout, waar bijvoorbeeld spechten en vleermuizen van profiteren, en liggend dood hout, waar veel kruipende dieren van afhankelijk zijn. Met een waardering van 1 ster (laag) tot 5 sterren (hoog) kunt u zien welke aandachtspunten het meeste bijdragen.

 

Kansen voor biodiversiteit

Bij het aanplanten van een bos kunnen er één of meerdere natuurtypen gerealiseerd worden. Elk element biedt veel kansen voor het verhogen van de biodiversiteit op en rondom het nieuwe bos. Elementen die zeer geschikt zijn voor het aanplanten van een bos zijn N15.02 Dennen-, eiken-, en beukenbos, L01.06 Struweellaag en L01.02 Houtwal en houtsingel. Deze elementen dienen voornamelijk als voedselvoorziening, schuilplaatsen of navigatie-elementen. Bij het juist inrichten en beheren van deze elementen kunt u als eindstreven het veelvoudig voorkomen of zelfs vestigen van de bijbehorende gidssoorten verwachten, zie tabel 1. 

Tabel 1: Natuurtypen met hun geassocieerde gidssoorten die gerealiseerd kunnen worden bij het aanplanten van bossen.

Meerwaarde

Meerwaarde van aanplanten bossen.

Voorbeeld

voor de maatregelen:

 

Voorbeeld aanplanten bos

Als voorbeeld voor een potentieel bosgebied is het gebied langs het spoor aan de parallelweg in Lottum (Limburg) weergegeven. Hier is een leeg stuk grond tussen bebost gebied te zien waarbij er bij het realiseren van een extra bosgebied meer habitat en biodiversiteit gecreëerd kan worden.

Legenda  
1N15.02 Dennen-, eiken, en beukenbos                               
2L01.06 Struweellaag
3L01.02 Houtwal en houtsingel

Stappenplan

1: Onderzoek naar geschikte locaties om bos aan te kunnen planten. Hierbij kan gedacht worden aan schrale (voedselarme) stukken land (géén landbouwgrond). Hierbij zal een perceel bebossen aansluitend op een bestaand bos (vergunningsmatig) vlotter verlopen dan andere ruimteclaims.

2: Het bebossen van een perceel is een ingreep waarbij er vergunningen nodig zijn. Welke vergunningen je nodig hebt is afhankelijk van: 1.) de bestemming van de landbouwgrond en 2.) de beschermingszone waarin de grond eventueel gelegen is.  

3: Plant de gewenste bomen. Pioniersboomsoorten als wilgen en berken groeien snel en vormen op korte termijn een bosklimaat. Houd er wel rekening mee dat deze bomen niet veel ouder worden dan plusminus 60 jaar en ze zijn breekgevoeliger. Tussen deze pioniersbomen zouden ook toekomst bomen gezet kunnen worden. Dit zullen vaak bomen zijn die ouder dan 100 jaar worden. Na 10-50 jaar kunnen optioneel de pioniers ertussenuit gezaagd worden.  Een andere mogelijkheid is het aanplanten van 10-20 jaar oude bomen, maar deze bomen hebben vaak problemen met goed aan te gaan. Het beste is het om jonge bomen (max. 5-6 jaar) te planten. Deze maken meer kans om hoge leeftijden halen. Normaal gesproken wordt voor gewoon bosplantsoen gekozen.   

4: Plant de andere vegetatie-elementen zoals struweelhagen, houtwallen en struiken langs wegen aan, die geschikt zijn voor de locatie, aanwezige gidssoorten en de omgeving. Afhankelijk van de grondsoort en waterhuishouding zullen andere plantensoorten geschikt zijn. Dit soort vegetaties zijn belangrijk als schuilplaatsen voor de kamsalamander. Struweelhagen kunnen dienen als voedselbronnen voor het icarusblauwtje. Voor de gewone dwergvleermuis werken al deze elementen als navigatie tussen foerageergebieden en haar verblijfplaats.  

5: Indien het gewenst is kunnen de vegetatie-elementen ook minder ruig beheerd worden. Hierbij worden de functies als schuilplaatsen en migratieroutes verminderd. De functie als navigatie element blijft behouden. Daarbij dragen deze minder ruige elementen nog steeds bij aan het verbeteren van luchtkwaliteit, waterberging, geluidsreductie en hittestress. 

6: Na het inrichten en aanplanten is het van belang dat elk habitat correct wordt beheerd. In de onderstaande tabel staan de belangrijkste beheermaatregelen. n. 

Op zoek naar uitgebreide informatie over deze maatregel?

download het rapport

Deze maatregel draagt ook bij aan andere uitdagingen

Verdroging voorkomen & verminderen

Ter bevordering van biodiversiteit is verdroging voorkomen & verminderen van belang.

Meer informatie

Lichtvervuiling verminderen

Dieren, planten en ook mensen zijn in miljoenen jaren aangepast aan daglengte en donkere nachten.

Lichtvervuiling verwijst naar het teveel aan kunstmatig licht in een bepaalde omgeving, waardoor het moeilijk wordt om de natuurlijke nachtelijke hemel waar te nemen. Dit fenomeen heeft verschillende negatieve effecten, waaronder verstoring van het bioritme van dieren en mensen, Lichtvervuiling verminderen betekent maatregelen nemen om de hoeveelheid ongewenst en overtollig licht te beperken. 

Meer informatie

Verlagen hittestress

Ter bevordering van biodiversiteit is Verlagen hittestress van belang.
Meer informatie

Biodiversiteit verhogen

De biodiversiteit kan met diverse maatregelen vergroot worden. Sommige maatregelen kunnen zelfs kosten besparen.   Het verhogen van biodiversiteit, of biologische diversiteit, is van vitaal belang vanwege de vele voordelen die het biedt aan ecosystemen, menselijke samenlevingen en de planeet als geheel. Het is essentieel voor een duurzame en veerkrachtige toekomst.

Meer informatie

Deze maatregel heeft een positieve invloed op de volgende gidssoorten